Jasper Meijer, project directeur nieuwbouw en verbouw van het Amphia Ziekenhuis in Breda, nodigde ons uit in de bouwkeet naast het ziekenhuis. Hij is verantwoordelijk voor de realisatie van bijna 80.000 m2 nieuwbouw én voor de verbouw van het bestaande ziekenhuis op de Molengracht.
Hoe ben je terecht gekomen in de wereld van de ziekenhuizen?
“Ik ben industrieel ontwerper. Ik wist niets van ziekenhuizen, laat staan van bouwen. Ik heb een aantal jaar voor Nokia gewerkt en zelfs luieremmers ontworpen. Via via ben ik uiteindelijk vijftien jaar geleden terecht gekomen bij het ziekenhuis in Dordrecht. In dat ziekenhuis heb ik eerst bij de ICT-afdeling gewerkt en daarna werd ik Hoofd Technische Dienst. Uiteindelijk kreeg ik de vastgoedportefeuille toegewezen. Ik beheerde de gebouwen van het wieg tot het graf. Zowel het bouwen als programmeren tot en met het neerzetten en beheren, dat zat allemaal in mijn takenpakket. Ook het verkopen van met name zorgvastgoed hoorde hierbij. Echte kennis van het vak had ik niet, dus ik heb het mezelf eigen moeten maken. Ik wist niet veel van de zorg.”
Was het nooit je droom?
“Het grappige is dat ik ooit een jaar bouwkunde in Delft heb gestudeerd. Interesse voor bouw heb ik dus altijd wel gehad. Het eerste jaar miste ik echter de echte techniek. Toen ben ik industrieel ontwerper geworden.
Ik streef ernaar iets te creëren waarvan iedereen zegt: ‘Wow, dit is mooier dan wij ons hebben kunnen voorstellen!” Het bouwen van een ziekenhuis is een uitdaging omdat je met heel veel stakeholders te maken hebt. Denk aan medisch specialisten, patiënten, medewerkers, banken, ketenpartners. Iedereen vindt datgene wat zij doen het belangrijkst. Iedereen wil zijn eigen domein. Maar als iedereen het alleen op zijn eigen manier doet, loopt alles vast.
Sommige stakeholders leggen argumenten op tafel, waar ik niets van snap. Vaak is de eerste argumentatie waarom zij iets willen, niet waar het echt om gaat. Als je beseft dat niemand het écht snapt, wordt het een stuk makkelijker. Mijn uitdaging is mij weten te verplaatsen in de ander om zo zijn motivatie te achterhalen. Ik dien enigszins te prikkelen om ze te laten zien dat er ook andere manieren zijn om te kijken naar de wereld. De kunst is iedereen dezelfde kant op te laten kijken.”
Maar het gaat toch om de patiënten?
“Ook een medewerker moet zich lekker voelen in een gebouw. Als hij fijn kan werken, gaat hij goede zorg leveren. Primair wil je het uiteraard voor de patiënt doen. Maar niet alles kan de banken bepalen deels ons budget. Belangrijk is dat iedereen ervaart dat er geluisterd wordt naar hen.”
In elk ziekenhuis is de bewegwijzering anders. Gekleurde lijnen op de vloer, afdelingsnummers, namen van afdelingen. Op basis van wat kiest een ziekenhuis voor welke manier van bewegwijzering?
“Dit is iets waar elk ziekenhuis zich lang over buigt. Sommige mensen vinden het lastig om kleuren te volgen. Anderen kunnen de nummers van de afdelingen niet onthouden. En weer anderen zijn laaggeletterd en begrijpen de voor hen moeilijke termen niet. Zo was er eens een vrouw in Breda die doorgestuurd werd naar de afdeling dermatologie. “Dermatologie? Ik heb helemaal niets aan mijn dermen!”
Het is belangrijk om een heldere gebouwstructuur te creëren, maar dat is lastig omdat er vaak extra gebouwdelen aan een ziekenhuis zijn bijgebouwd. Vanuit de zorg kunnen bepaalde dingen logisch zijn, maar als de structuur niet in de gaten wordt gehouden, gaat het mis.”
Houd je ook rekening met nieuwe technieken?
“Ik probeer hier wel rekening mee te houden. Het nieuwe ziekenhuis wordt bijvoorbeeld een energiezuinig gebouw. Het lastige daarvan is dat de regels die er zijn vanuit de overheid niet gemaakt zijn met de gedachten om een ziekenhuis te bouwen.
Wij hebben heel veel apparatuur die relatief veel warmte opwekken. We voldoen aan de isolatiewetgeving. Als we het gebouw té goed isoleren, wordt het gebouw te warm. Dus moeten we koelen. En dit kost energie. Allese wet- en regelgeving maakt het in ieder geval spannend. Aan de andere kant is het zo dat wij als ziekenhuis heel innovatief willen zijn, maar we bouwen zo’n gebouw wel voor veertig jaar. We kunnen daar geen technieken toe gaan passen waarvan we niet zeker weten of deze het gaan overleven. Technieken die zich bewezen hebben, hebben daarom meer kans om opgenomen te worden in een ziekenhuis.”
Kun je hier een voorbeeld van noemen?
“Noodstroom in ziekenhuizen is essentieel. Wij gebruiken een techniek, een noodstroom aggregaat met een vliegwiel die ervoor zorgt dat er geen onderbreking plaats vindt als de stroom uitvalt. Als de stroom namelijk uitvalt, stoppen alle apparaten er ook even mee. En het opstarten van een normaal aggregaat duurt vervolgens een aantal seconden. Deze techniek wordt nog niet veel toegepast in ziekenhuizen. Ziekenhuizen kijken vaak eerst hoe bepaalde technieken werken in andere branches, alvorens zij het gaan toepassen.
We proberen de technische hoofdstructuur van het gebouw zo neer te zetten, dat het ziekenhuis relatief eenvoudig toekomstige technieken kan gaan faciliteren.
De laatste keer dat we met de gebruikers hebben gesproken, was in 2015. In 2020 zal het ziekenhuis in gebruik worden genomen. In vijf jaar kan veel veranderen. Daarom bouw je altijd een ziekenhuis met verouderde technieken.”
Heb je gekeken hoe ziekenhuizen in het buitenland gebouwd worden?
“Nederland staat ontzettend hoog aangeschreven als het gaat om ziekenhuisbouw. Scandinavische landen doen het ook goed. Wij kopiëren niet blindelings. Als wij bezig zijn met een ontwerp, gaan we wel kijken naar net opgeleverde ziekenhuizen en leren we van hoe nieuwe concepten worden ervaren. Deze leerervaringen van nieuwe ziekenhuizen gebruiken we om het ontwerp beter te maken.”
Wat is jouw grootste uitdaging?
“Allese ballonnen in het doosje krijgen. Ik bedoel dat alle stakeholders voldoende tevreden zijn met het resultaat. Zo hebben zorgverzekeraars ook meegekeken of zij dit een verantwoord project vinden. Met hun akkoord kunnen wij richting de banken laten zien dat meer partijen het een verantwoorde business case vinden.
Mijn eerste project hier in Breda was het bouwen van de parkeergarage die de banken niet wilde financieren. Ik moest dus een bouwer vinden en de financiering rondkrijgen. Uiteindelijk huren we nu de nieuwe parkeergarage van een investeerder. De huur kunnen we betalen uit de opbrengsten van de parkeerkaartjes. Als wij het parkeren gratis zouden maken, kunnen wij dus minder geld besteden aan de zorg. Op deze manier houden we de bal in de lucht.
De complexiteit van het bouwen van een ziekenhuis is niet te vergelijken met de bouw van een kantorenpand. Een kantoorfunctie in een ziekenhuis is een ‘simpel’ bijproject. Een ziekenhuis bouw je voor kwetsbare mensen en niet om winst te maken. Op deze manier draag ik bij aan de maatschappij, wat anders voelt dan bij eerdere werkgevers waar winst maken het primaire doel was. Het gaat niet alleen over een piepende deurkruk, maar ook over de schone lucht. Een prettige rustgevende sfeer en er moet ten alle tijden stroom zijn. Er zijn maar weinig mensen die ziekenhuizen echt snappen. Ik begrijp ook nog heel veel niet.”